Wilbert Bannenberg
Begin maart 1979 prik ik, Wilbert Bannenberg – destijds coassistent – een uitnodiging op het prikbord in de medische faculteit van de Vrije Universiteit. Ik zoek andere studenten om te praten over werken als arts in lage- en middeninkomenslanden. Ongeveer 20 mensen komen op 19 maart 1979 bijeen in mijn studentenkamer in de Van Woustraat 47-II.
Bij het introductierondje blijkt dat iedereen vragen heeft. Waarom zijn mensen in Afrika zo vaak ziek? Zijn het gevaarlijke bacteriën, parasieten of virussen? Of ligt het aan de armoede, ondervoeding, slecht water, geringe scholing, of de positie van vrouwen? Zijn er niet genoeg geneesmiddelen, artsen en ziekenhuizen? Heeft het zin om als arts in Afrika te gaan werken? En zo ja, hoe bereid je je daarop voor? Kan ik eerst een stage of coschap doen in een laag- of middeninkomensland? Waar vind ik informatie voor een te schrijven scriptie?
Behoefte aan informatie die er niet is
De meningen zijn nogal verdeeld, maar iedereen heeft behoefte aan meer informatie. En die is maar heel beperkt beschikbaar. Er zijn wel tips: pater Priems van Memisa in Rotterdam kan stages regelen in Ghanese missieziekenhuizen, professor Vincent van Amelsvoort heeft een kleine bibliotheek in Nijmegen over gezondheidszorg in lage- en middeninkomenslanden, en bij het Tropeninstituut zijn maandelijks ‘refereerlunches’ waar artsen en onderzoekers soms interessante verhalen vertellen. Maar een duidelijk beeld blijft uit.
Van prikbord-oproep naar Wemos
Na de koffie, thee, halve liters pils en slechte wijn uit melkpakken besluit de vergadering zich in drie groepen op te splitsen. De ‘info/orga’-groep gaat informatie uit Nijmegen, Rotterdam en het Tropeninstituut verzamelen, en artsen voor huiskamerbijeenkomsten uitnodigen. De ‘coschappen’-groep gaat informatie verzamelen over de mogelijkheid om stage te lopen in Suriname of Ghana. En de ‘nut’-groep gaat een discussiestuk schrijven over de vraag of het wel of geen nut heeft om als arts naar lage- en middeninkomenslanden te gaan.
Er gaat een adreslijst rond. We spreken af dat we iedere twee weken bij één van de deelnemers thuis zullen vergaderen. Notulen worden op een oude typmachine op een stencil getikt, en op de faculteitsvereniging MFVU (Medische Faculteitsvereniging VU) gestencild, geraapt en verstuurd.
De vergadering besluit een voorlopige naam te kiezen: “Werkgroep Mediese Ontwikkelingssamenwerking”. WeMOS is geboren!