Stel je eens voor dat je een week lang bij een gezondheidskliniek werkt. Dat je erachter komt dat je enige collega ontslag heeft genomen en niet vervangen zal worden. En dat je enige lichtbron je mobiele telefoon is wanneer je een zwangere vrouw helpt tijdens haar bevalling. Klinkt dit extreem? Zeker weten. Maar dit is wel de realiteit voor zorgpersoneel in Malawi.
Malawi, een land met een bevolkingsaantal van 17 miljoen, kampt met een ernstig zorgpersoneelstekort. Volgens de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zouden er 445 gezondheidswerkers per 100.000 inwoners moeten zijn. In Malawi zijn er ongeveer tien keer zo weinig gezondheidswerkers. Ook is de kind- en moedersterfte nog steeds erg hoog, ondanks dat de meeste vrouwen in klinieken of ziekenhuizen bevallen.
Vooral in publieke ziekenhuizen en gezondheidsklinieken in rurale gebieden is de situatie het wrangst. In Mchinji, een wijk die grenst aan Zambia en Mozambique, een paar uur ten westen van de hoofdstad Lilongwe, sprak ik met gezondheidswerkers. Hun verhaal is zeer ontmoedigend.
Stroomuitval
‘Soms hebben we een week lang geen elektriciteit’, zei Listen, een vroedvrouw die in het Mchinji District Ziekenhuis werkt. ‘Wat moet je dan doen?’ vroeg ze zich af. Ze keek naar haar collega’s: de jonge vrouwen en mannen lachten, ietwat verlegen. ‘Nou, we zijn gewend om boodschappen te doen bij kaarslicht,’ zeiden ze uiteindelijk.
Ik begreep toen dat kaarsen en mobiele telefoons horen bij het essentiële materieel van het ziekenhuispersoneel in Mchinji. Omdat de enige generator in het ziekenhuis beperkte capaciteit heeft, is het niet vreemd om het lampje van een mobiele telefoon te gebruiken tijdens operaties of bevallingen.
In elk opzicht voelt Mchinji aan als een grensstad. Een stad waar men veelal op doorreis is, waar men even langsgaat voor boodschappen, huishoudspullen en andere goederen zoals autobanden, bedden en water. Net als de ontelbare andere provinciale steden in de arme delen van de wereld bekruipt in dit stadje je het gevoel dat alles ter plekke gebeurt, langs de wegen, vluchtig en continu in beweging is.
De kale muren en versleten meubels in het ziekenhuis deden me ook herinneren aan andere soortgelijke plekken – aan het rurale China of het noordoosten van Brazilië van enkele decennia geleden. Totale stilstand was de indruk.
Maar juist met deze stilstand moet het zorgpersoneel kampen. De stroom valt regelmatig uit, en vaak zijn er te weinig medicijnen en ander materiaal. Zo wil het ook nog eens voorkomen dat verpleegsters naar een privé-ziekenhuis moeten om medicijnen, op eigen kosten, te kopen.
‘Er is simpelweg geen tijd’
Frazer, een mannelijke verpleger, vertelde me dat het regenseizoen het zwaarst is, omdat malaria dan het hoogtepunt bereikt. ‘Aangezien we onvoldoende medicijnen op voorraad hebben, en materiaal erg duur is, kunnen we ons werk vaak niet goed genoeg uitvoeren.’
Agnes, een jonge technische verpleegster, zei: ‘Een middag hadden we geen elektriciteit op de neonatale afdeling. Ik ging de generator zoeken, en toen ik terugkwam, trof ik een muisstille baby aan. Pas enkele uren later gaf de baby eindelijk weer een teken van leven. Maar in de tussentijd zorgde niemand voor de andere baby’s. Soms moet ik baby’s dagenlang bij hun moeders achterlaten.’
‘Mijn ergste ervaring was met een patiënt die overleed tijdens de overdracht aan een andere verpleger,’ vertelde Greg. ‘Vaak heb ik enkel tijd voor opnames, niet voor de zorg voor patiënten,’ voegde een ander toe. ‘Men klaagt niet gauw, is daarvoor erg verlegen. Als mensen pijn hebben, zullen ze het niet laten weten. Je moet hen dus echt goed observeren – maar helaas is daar simpelweg geen tijd voor.’
Er moet er op zijn minst een verbetering, of zelfs een kleine revolutie, komen in het gezondheidssysteem om ervoor te zorgen dat deze tijd … Op de vraag wat ze het eerst zouden veranderen als ze dat konden, reageerden de verpleegsters en vroedvrouwen unaniem: wat ze nodig hebben zijn meer banen en meer getraind zorgpersoneel.
‘Donoren hebben de opleidingen van een groot aantal zorgwerkers gefinancierd, maar tegelijkertijd hebben ze de overheid ontmoedigd om te investeren in meer banen,’ zegt Dr Ann Phoya, voorzitter van de Vereniging van Malawiaanse Vroedvrouwen (AMAMI). ‘Hierdoor worden nieuw gekwalificeerde verplegers en vroedvrouwen niet opgenomen in het gezondheidssysteem. De boodschap aan de overheid is dan ook: beschouw gezondheid als een investering, niet als een last.’
‘Terwijl we overbelast zijn, ken ik veel werkloze verpleegsters die alleen maar thuis zitten,’ zuchtte Agnes, een zorgwerker in Mchinji. ‘Ik zou graag willen dat zij een baan zouden kunnen krijgen.’
Weinig verbetering
De impasse was pijnlijk zichtbaar in de rurale gezondheidskliniek, in Mchinji, die ik bezocht nadat ik het districtziekenhuis had verlaten. Daar, in een onopvallende groep kleine, lage gebouwen aan het eind van een zandweg, werkten twee technische vroedvrouwen, een gemeenschapsvroedvrouw en een medisch assistent in eindeloze ploegen. Ines en Mary, de technische vroedvrouwen, werken vaak een week lang, 24 uur per dag, zonder te slapen of pauzes in te lassen, om voor hun vrije week naar huis te kunnen.
Het tekort aan rust en slaap moest wel, dacht ik, invloed hebben op hun energie en motivatie. Alle vier waren ze het daarmee eens, maar ze erkenden dat ze weinig konden doen om de situatie te veranderen. ‘Ik had een collega,’ zei Felix, de medisch assistent, ‘maar hij ging uiteindelijk weg en werd nooit meer vervangen. Dat was vier jaar geleden: sindsdien heb ik geen een collega zien vertrekken.’
‘Toen onze organisatie in 1979 werd opgericht, hadden verpleegsters en vroedvrouwen geen enkele rechten,’ zegt Dorothy Ngoma, president van de Nationale Vereniging van Verplegers en Vroedvrouwen van Malawi (NONM). ‘Ze werden uitermate slecht behandeld, maar omdat ze geen lid waren van een vakbond, konden ze niet protesteren.’
‘NONM won na de eerste rechtszaak. Hierdoor kreeg de overheid meer respect voor ons,’ zei Ms Ngoma. Maar er is nog een lange weg te gaan. ‘Er is gewoonweg geen verbetering. Je krijgt gegarandeerd een burn-out als je werkt in omstandigheden zoals die in het rurale Mchinji – zonder vrije dagen of pauzes. ’
Felix beaamde dit: ‘De situatie wordt niet beter of slechter: er is juist sprake van stilstand. Er is geen verbetering, en er zijn nu alleen maar meer mensen om voor te zorgen, dus ik vrees dat het eigenlijk slechter is dan voorheen.’
Geen ambulance
De verhalen kwamen als vanzelf, toen we daar eenmaal een tijdje hadden gezeten. Gloria, de gemeenschapsvroedvrouw die enkel een eenjarige training heeft gevolgd om zo snel mogelijk geplaatst te worden om de hoge moedersterfte en –morbiditeit in Malawi aan te pakken, zei: ‘Ik zorg in mijn eentje voor de bevallingen; ik doe praktisch alles. Ik kan me herinneren dat toen ik hier net werkte, dat ik op een dag alleen was. Een moeder was aan het bevallen: de navelstreng kwam er als eerste uit. Maar de ambulance kon niet komen omdat er geen brandstof was. Er was geen personeel aanwezig; ik moest simpelweg alleen maar wachten. Uiteindelijk werd de baby – dood – geboren. Het gezin kwam toen langs om de baby mee te nemen en te begraven in hun dorp.’
‘Een Mozambikaanse moeder kwam langs om te bevallen van een tweeling,’ vertelde Ines, de technische vroedvrouw. ‘Ze begon te bloeden, en de ambulance was ergens ver weg – ik was dus alleen. Ik besloot een motor te huren met mijn eigen geld, dat het gezin later zou terugbetalen. De baby’s en de moeder hebben het uiteindelijk overleefd.’
Soortgelijke verhalen waren er meer. Haar collega Mary herinnerde zich een eerdere ervaring in een ander district: ‘Er was wederom geen ambulance, en ik vreesde voor het leven van de patiënt. Ze had een keizersnede nodig, maar het dichtstbijzijnde ziekenhuis lag 15 km verderop. Uiteindelijk vonden we iemand die haar kon meenemen op een motor; het verhaal liep goed af.’
Toen we aanstalten maakten om de dorpskliniek te verlaten, verscheen er een man vanuit het niets. Hij had een verstrooide blik in zijn glazige ogen. ‘Vind alstublieft iemand in uw land naar wie ik zou kunnen schrijven,’ drong hij aan, zonder enige introductie. ‘Ik zou graag meer willen leren over de wereld,’ drong hij aan, zonder enige introductie. Hij reageerde op mijn vertwijfelde blik: ‘Ik werk in de kliniek.’ De motor van de auto was inmiddels al gestart en de chauffeur gaf het signaal dat het echt tijd was om te gaan, maar de man wist niet van ophouden: ‘Probeer het, alstublief.’ Ik zei dat ik dat zou doen. ‘’En hoe wil je mij bereiken?’ schreeuwde hij. ‘Via de kliniek,’ zei ik; dat was het enige waar ik on kon denken. ‘Prima, wat mij betreft,’ knikte hij.
Op de terugrit naar de weg naar Lilongwe, langs dikke maïsvelden, dacht ik dat ik haast had gehoopt dat de man echt in de kliniek werkte, alleen al om te helpen bij bepaalde dagelijkse werkzaamheden. Maar ik wist dat er niemand verder was behalve Ines, Gloria, Mary en Lewis. Van maand tot maand, van jaar tot jaar.