Elisa Veini
Vorige week deelde Wemos-pleitbezorger Linda Mans haar kennis over migratie en mobiliteit van gezondheidswerkers met Global Health-studenten van de Rijksuniversiteit Groningen. Wat kwam ze tijdens de workshops tegen?
Het was een symposium over mondiale gezondheid, dit keer specifiek over ‘crossing borders and boundaries in medicine’. Logisch dat je van de partij was, toch?
Ja, Wemos heeft een lange track record op het gebied van zorgpersoneel. In het project Health Workers for All keken we hoe migratie en mobiliteit van gezondheidswerkers de zorgkaart in acht verschillende landen binnen de Europese Unie aan het kantelen heeft gezet. In ons huidige project binnen het Health Systems Advocacy Partnership gaat het om de verantwoordelijkheid die Nederland en de Europese Unie hebben om niet afhankelijk te worden van buitenlands zorgpersoneel en gezamenlijk te investeren in zorgpersoneel voor een sterke basisgezondheidszorg in landen in Oost-Afrika. We vinden het belangrijk dat hoge-inkomenslanden zoals Nederland samen optrekken met lage-inkomenslanden voor mondiale versterking van zorgpersoneel.
Aan wie in het bijzonder denk je? Overheden?
Niet alleen. Het is een mondiaal probleem en daarom is het alleen al logisch dat er internationale afspraken voor nodig zijn. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft daarbij een faciliterende rol en stelt normen, maar de lidstaten ervan beslissen. De WHO Code voor het tegengaan van ongewenste effecten van mobiliteit van gezondheidswerkers is een sleuteldocument waarmee alle lidstaten akkoord zijn gegaan en dus zouden moeten implementeren. Maatschappelijke organisaties zoals Wemos zijn dan degenen die de WHO en de lidstaten helpen herinneren dat het een onderwerp is dat hoog op de agenda moet blijven. Maar vakbonden zijn bijvoorbeeld ook belangrijke bondgenoten.
Wat was de reactie van de studenten?
Ze waren verrast te horen hoe hard maatschappelijke organisaties eraan werken dat de internationale afspraken nagekomen worden. Dat is hardcore pleitbezorging op onderwerpen die soft law zijn. De WHO-Code stimuleert landen om op een duurzame en verantwoorde manier de eigen (dreigende) personeelstekorten in de zorg op te lossen. De WHO Code zegt ook dat je mensen niet kunt verbieden om ergens anders te gaan werken; te mogen migreren is een recht. Waar het om gaat is dat er afspraken voor een gelijke behandeling gemaakt worden, omdat het zo vaak voorkomt dat buitenlandse zorgverleners slechter behandeld en lager betaald worden dan personeel uit eigen land.
Die noodzaak begrepen de jonge medici vast wel.
Zeker. Zelf willen velen heel graag meer van de wereld zien en internationaal werken. Ik denk dat de nieuwe generatie artsen veel mobieler wordt dan generaties voorheen. En ze willen echt een bijdrage leveren aan het helpen van mensen ergens waar er behoefte aan is. Daarom zaten ze ook daar, bij dat Global Health-symposium en hebben ze Global Health als master gekozen.
Met andere woorden: ze bieden zichzelf aan als een gedeeltelijke oplossing voor het tekort aan zorgpersoneel in lage-inkomenslanden.
Zo kun je het inderdaad zien. Er was ook echte ontzetting over de actieve werving van zorgpersoneel uit landen zoals in Afrika, waar al veel te weinig artsen en verpleegkundigen zijn. In Malawi zijn bijvoorbeeld maar 36 artsen, verpleegkundigen en verloskundigen per 100.000 inwoners. Terwijl dat er in België ongeveer 1300 zijn – een factor 36 meer. Een van de studenten zei: ‘Als er al tekort is, dan kun je het toch niet maken om daar zorgpersoneel te gaan werven.’ Nee, je kunt het niet maken, en toch gebeurt het.
Met welke gedachte stapte je weer in de trein terug naar huis?
Mobiliteit wordt de komende jaren niet minder, kijk maar naar deze studenten. Laten we van hun enthousiasme en overtuiging de vruchten plukken om manieren te vinden waarmee we een deel van de scheve verdeling van zorgpersoneel kunnen oplossen.