Linda Mans
Tijdens de 71e editie van de World Health Assembly (WHA) en daaraan voorafgaande bijeenkomsten van maatschappelijke organisaties vorige week stonden actuele onderwerpen centraal, zoals gezondheid en milieu, en grondoorzaken van gezondheidsongelijkheid. Tegelijkertijd werd duidelijk dat de Verklaring van Alma-Ata opnieuw actueel is. Hierdoor werd deze WHA mijn reis terug naar de toekomst.
Juist de afgevaardigde van de Nederlandse delegatie maakte mijn dag goed. Tijdens de drukbezochte discussie over gezondheid, milieu en klimaatverandering legde zij expliciet uit wat haar zorgen waren. Als arts in spe voorzag zij dat vooral jongeren zorg nodig zullen hebben vanwege de negatieve invloed van klimaat op hun gezondheid en de opeenstapeling van effecten over de jaren heen. Zij riep alle organisaties op om onderzoek te doen naar en te pleiten voor milieuvriendelijk beleid.
Van 3R naar 4R
In dit neoliberale tijdperk is de macht van de Wereldgezondheidsorganisatie beperkt vergeleken met andere politieke en economische entiteiten. De Geneva Global Health Hub organiseerde voorafgaand aan de WHA discussiebijeenkomsten. Een daarvan ging over ‘Beyond the health sector: Addressing root causes and determinants of health inequity’. Daar bespraken we het 3R-concept (rechten, redistributie en regulering), dat als leidraad dient voor een nieuwe mondiale economische orde (NGEO), en voegden er een vierde R aan toe in ons consultatiestatement: regeneratief. Alle eer voor dit inzicht gaat naar Kate Raworth met haar donut economie-model. We concludeerden: ‘De NGEO dient in wezen regeneratief en circulair te zijn om binnen de ecologische grenzen van onze planeet te blijven, en tegelijkertijd een waardig leven voor iedereen te bieden.’
Terug naar Alma-Ata
Naast de urgente discussies over onze gezamenlijke toekomst, ging ik tijdens deze WHA71 als het ware ook back to the future. Tien jaar geleden, in 2008, werd de Verklaring van Kampala aangenomen, met als visie dat ‘iedereen, overal ter wereld, toegang heeft tot een goed opgeleide, gemotiveerde en gefaciliteerde zorgwerker in een sterk gezondheidssysteem’. Het doel en de gedachte erachter zijn nog steeds relevant, en de Verklaring van Dublin geeft er een hedendaags tintje aan. Samen met Medicus Mundi International (MMI), African Centre for Global Health and Social Transformation (ACHEST) en Artsen Zonder Grenzen organiseerde Wemos een drukbezochte sessie waarin wij een nieuw maatschappelijk initiatief voor zorgpersoneel lanceerden, om het gedachtegoed van de verklaring van Kampala een nieuwe impuls te geven.
Ook de visie van de Alma-Alta-verklaring is nog steeds actueel. Dankzij Alma-Alta is er het grondbeginsel van ‘health for all’ – gezondheid voor iedereen – met het idee prioriteit te geven aan eerstelijnsgezondheidszorg. Helaas ging het in de praktijk al gauw vooral om selectieve eerstelijnszorg.
De Alma-Ata verklaring staat dit jaar in de schijnwerpers. Om aan de principes ervan recht te doen en niet meteen in een selectieve benadering ervan te belanden, herinner ik mezelf er graag aan hoe ‘gezondheidssystemen’ en ‘zorgpersoneel’ geframed worden in onze consultatiestatement over 40 jaar na Alma-Ata: ‘Uitgangspunten voor algehele eerstelijnszorg vormen het fundament van gezondheidssystemen. Die uitgangspunten omvatten o.a. gemeenschapsparticipatie, goede gezondheidszorginfrastructuur, geschoolde en gemotiveerde zorgwerkers die goed gefaciliteerd worden, toegang tot essentiële, kwalitatief goede medicijnen die rationeel gebruikt worden, en nieuwe ontwikkelingen en technologieën die voor iedereen toegankelijk zijn.’
Economische geletterdheid
In het huidige neoliberale tijdperk zouden we aan de Alma-Ata-visie – ‘gezondheid voor iedereen’ – ook de noodzaak van ‘economische geletterdheid voor iedereen’ moeten toevoegen. Dit zou ons in staat stellen om een (meer) zinvolle dialoog aan te gaan, met deze woorden uit de oorspronkelijke Alma-Ata-verklaring in het achterhoofd: ‘Het bereiken van het hoogst mogelijke niveau/staat van gezondheid is een van de belangrijkste maatschappelijke doelen wereldwijd, dat inspanning vereist van vele andere sociale en economische sectoren naast de gezondheidszorgsector.’
Dat brengt me bij de woorden van mijn collega Mariska Meurs. ‘Het antwoord ligt in een mondiaal fonds voor gezondheid, dat middelen bundelt, en niet gebaseerd is op liefdadigheid, maar eerder op solidariteit vanuit een besef van mondiale verantwoordelijkheid, dat geld krijgt uit onder meer (internationale) belastingen, en waarbij allocaties plaatsvinden op basis van zorgbehoeftes in plaats van de (meestal goedbedoelde) grillen van donoren.’ Misschien is het recent gelanceerde Working for Health Multi-Partner Trust Fund (MPTF) een stap in de juiste richting. Laten we het vernieuwde Civil Society Organization Initiative voor Zorgpersoneel gebruiken om hier boven op te blijven zitten.