Corinne Hinlopen & Renée de Jong
Wie de discussies over mondiale gezondheid volgt, heeft kunnen waarnemen dat ‘resilience’ het nieuwe modewoord is. Het woord stak de kop op na de ebola-uitbraak en lijkt vooral te verwijzen naar het vermogen van landen om infectieziekten snel op te sporen en maatregelen te nemen om verdere verspreiding te voorkomen. Logischerwijs is dit vooral een gewenste eigenschap voor landen met kwetsbare gezondheidssystemen. Het is niet voor niets dat de ebola-uitbraak juist in het arme en fragiele West-Afrika tot zoveel slachtoffers kon leiden.
Ook Nederland investeert binnen de ontwikkelingssamenwerking in ‘resilience’. Zo geeft onze regering geld aan Global Health Initiatives waarmee zij werken aan het versterken van gezondheidssystemen. Wij vragen ons echter af hoe heilzaam die focus op resilience is en of het kanaal van de Global Health Initiatives wel effectief is. Tijdens het vierde Global Symposium on Health Systems Research – waar de focus op resilience met stip op 1 stond – hebben wij gezocht naar antwoorden op die vragen. En wat blijkt: het lijkt niet effectief te zijn om een focus op resilience te leggen en de taak neer te leggen bij Global Health Initiatives.
‘Resilience’ is niet wat het lijkt
In de titel van het symposium, en vrijwel elke sessie, presentatie, toespraak of poster kwam het woord ‘resilience’ voor. De Nederlandse vertaling is ‘veerkracht’. Veerkracht is een positieve eigenschap: het stelt een persoon, een samenleving, een systeem in staat om adequaat te reageren op veranderingen en bedreigingen in zijn/haar omgeving en om sterker te worden door groei en ontwikkeling. Wie wil dat niet? Ook in de context van gezondheidssystemen klinkt dit als een nastrevenswaardig doel. Maar in de praktijk blijft de focus beperkt tot een systeem dat uitbraken van infectieziekten kan voorkomen. Pas op de laatste middag waren daar kritische geluiden over te horen.
De nadruk op uitbraakbestrijding heeft namelijk een schaduwzijde. Het klopt dat een snelle respons bij uitbraken onderdeel is van een goed werkend gezondheidssysteem, maar een stevig gezondheidssysteem bestaat uit veel meer dan dat. Het behelst bijvoorbeeld maatregelen om gezinnen te beschermen tegen een armoedeval wanneer ziekte toeslaat. Het vereist investeringen in adequaat zorgpersoneel over de hele linie van de gezondheidszorg, niet alleen infectieziekten. Ook moet de zorg kwalitatief goed zijn zodat mensen ook daadwerkelijk een arts willen bezoeken wanneer dat nodig is.
Brede opvatting
Wemos gelooft in een brede opvatting van resilience. Wij pleiten voor investeringen in goede, betaalbare, betrouwbare en toegankelijke zorg en zijn ervan overtuigd dat daarmee ook infectieziektenuitbraken worden voorkomen. Want mocht er dan iemand zijn met een potentieel gevaarlijke ziekte, dan gaat diegene naar een kliniek die goed bereikbaar is, die hij/zij kan betalen, en waar een dokter of verpleegkundige werkt die weet hoe te handelen om verspreiding tegen te gaan en die daarvoor ook de juiste spullen ter beschikking heeft.
Onze belangrijkste les hier was daarom: focus op resilience is prima, maar laten we goed opletten wat de verschillende programma’s en donoren eronder verstaan en waar ze werkelijk in investeren.
Wie bepaalt wat er nodig is in een land?
Nederland doneert ook aan Global Health Initiatives, zoals het Global Fund against Aids, Tuberculosis and Malaria, en Gavi (Global Vaccine Alliance). Een deel van dit geld wordt geïnvesteerd in het versterken van gezondheidssystemen. De verschillende Global Health initiatieven zijn momenteel bezig met donortransitie: het overdragen van de door hen gefinancierde programma’s aan de ontvangende landen. Dat blijkt een uitdaging, want wat als een land andere prioriteiten heeft, bewust niet voor bepaalde groepen wil zorgen (bijvoorbeeld ongewenste migranten/vluchtelingen) of simpelweg de capaciteit en kennis niet heeft om de programma’s over te nemen? Veel vragen bleven onbeantwoord, maar de toon van de discussie was interessant.
Waar het in de presentaties van de Global Health Initiatives vooral over ‘transition readiness measurement tools’ ging, gingen de vragen vanuit het publiek vaak over de bestaande machtsverhoudingen en samenwerkingen tussen donoren en overheden. Geen nieuwe discussie, maar wel een belangrijke. De verhouding lijkt nog steeds scheef en met beperkt vertrouwen. Daarnaast viel het ons op dat donoren vooral kijken hoe hun programma’s voortgezet kunnen worden, in plaats van hoe de activiteiten van de programma’s geïntegreerd kunnen worden in het nationale gezondheidssysteem.
Stem van de bevolking
Daarnaast ontbreken er stemmen in de discussie: die van de bevolking. Wij pleiten ervoor dat juist ook naar het maatschappelijk middenveld in de landen wordt geluisterd om te vertolken wat de bevolking werkelijk nodig heeft: ‘responsiveness’ noemen we dat. Binnen het HSA partnerschap werken wij samen met partners in Kenya, Oeganda en Zambia om de stem van de bevolking beter te laten horen.